Vogels
Kapoetsensijs
03-01-2012De kapoetsensijs bewoont de open savanneachtige gebieden van Venezuela en Colombia op een hoogte van 200-400 meter. Het zijn bewoners van dicht bebost gebied waarbij ze soms ook aan de rand ervan voorkomen. De vogels voelen zich het prettigst bij temperaturen rond de 22º en zijn zeer gevoelig voor vocht en kou.
De man van de kapoetsensijs heeft een zwarte kop en keel. Het onderlichaam is scharlaken rood. Rug en schouders zijn glanzend rood. Lengte 10 à 11 cm.
De pop: onderrug rood, overige veervelden grijs/zwart, op de rug rood doorlopen. Kop en keel grijs.
Bij een goede en veelzijdige voeding blijft de rode kleur gehandhaafd.
Kapoetsensijzen hebben, ondanks hun geringe grootte, toch graag een ruime kooi ter beschikking.
De kapoetsensijs mannetjes zijn over het algemeen erg fel op concurrenten, vooral in de broedtijd. De kweekkoppels dienen apart te zijn gehuisvest. Het geniet de voorkeur om mannen van de poppen afgezonderd te huisvesten om gevechten te voorkomen. Dat geldt ook voor de jonge vogels,
Kapoetsensijsjes hebben voorkeur voor dunne zitstokkken en slapen het liefst zo hoog mogelijk. Bij gebrek aan hoge zitstokken slapen zij ook wel hoog tegen het gaas.
De vogels, zowel de jongen als de oude vogels moeten, willen ze zich behoorlijk kunnen ontwikkelen, de ruimte hebben om te vliegen.
Voeding:
Een goede voeding is de basis voor het succesvol houden en kweken van kapoetsensijzen. Er is speciaal kapoetsensijzenvoer in de handel.
Echt gek op groenvoer zijn de kapoetsen niet echt. Opfokvoer gemengd met gekiemde zaden wordt in geringe mate gegeten. Grit en maagkiezel mogen evenals kalk bij deze vogels niet ontbreken. Natuurlijk is ook iedere dag vers water vereist.
De kweek.
Aan de kweekkooien worden geen bijzondere eisen gesteld maar moeten wel voldoende ruim zijn. In de kweekruimte is een temperatuur van tenminste 20ºC. en een luchtvochtigheidspercentage van ca. 60% vereist. Zij moetvoor de kweek tenminste 15 lichturen hebben die door een timer kan worden geregeld. In de kweekruimte moet ook voldoende worden geventileerd zonder dat er tocht ontstaat.
Meestal wordt met apart opgekooide stellen gekweekt. Een enkele kweker probeert met met wisselbroed (meerdere poppen en één man) maar koppelsgewijs kweken lijkt de betere resultaten te geven.
Als nestkastjes kunt u traliekorfjes, kanarienestkastjes, of aardewerk kanarienestjes gebruiken. Broedende kapoetsen hebben behoefte aan rust en een afscherming van de nestjes met takjes, zoals sparren-, dennen- of coniferentakjes, levert betere resultaten op. Als nestmateriaal wordt diverse materialen gebruikt.
Het legsel bestaat uit 3 tot 5 eieren die geelachtig tot wit van kleur zijn met bruine stipjes.
De pop broedt ze uit. De broedduur bedraagt 12 dagen vanaf het 3e of 4e ei.
De eerste dagen komt het popje nauwelijks van het nest. Het mannetje voert haar en het popje die op haar beurt de jongen voert. Als de jongen circa 6 dagen oud zijn zit de pop niet meer "vast. Soms gaat zij 's nachts niet meer op het nest om de jongen warm te houden. Een hogere temperatuur is juist dan belangrijk voor de jongen. De jongen verlaten na ongeveer 16 dagen het nest. Het zijn dan nog niet echt goede vliegers.
Het ringen dient te geschieden op de 6e of 7e dag met ringmaat 2,3 mm. De jonge vogels worden als zij zo'n 6 weken oud zijn apart gezet. Ze eten dan ook volledig zelfstandig.
De jeugdrui begint als de jongen ongeveer 2 maanden zijn en de geslachten zijn dan vrij snel van elkaar te onderscheiden. De jonge mannen krijgen al vlug enkele zwarte veertjes op de kop. Bij een goede gevarieerde voeding en verzorging levert de rui meestal geen problemen op. Om de vogels dieprood te krijgen is het noodzakelijk om ze hiervoor speciaal voedsel te verstrekken.
De volwassen rui geeft geen problemen, mits de vogels in deze periode niet verplaatst worden of van eigenaar veranderen. Verplaatsen van kapoetsen naar een andere omgeving doet de vogels geen goed.
Al met al is het een vogel die op tentoonstellingen een blikkvanger is.